Fotograferen van modelspoor

0
919

Wil je jouw modelbaan of trein(en) prachtig vastleggen? Met de juiste camera-instellingen breng je zelfs de kleinste details tot leven. Je hoeft geen professionele fotograaf te zijn, want met een beetje kennis en oefening maak je al snel realistische beelden. In dit artikelen geven we je een aantal tips. Om goede foto’s te maken, raden we het gebruik van een camera aan.

Foto’s aanleveren
Foto’s dienen bij voorkeur in JPG en beslist in de hoogste resolutie te worden aangeleverd, minimaal 2 MB. Bij foto’s die groot geplaatst worden is 6 tot 12 MB nodig. Aanleveren in TIF of RAW is mogelijk en voor een paginagrote plaatsing zelfs gewenst.

Camera instellen

1) Kies een klein diafragma (hoge f-waarde)
Kies een diafragma van f/8 tot f/18. Hoe hoger de f-waarde, hoe groter de scherptediepte. Zo blijven zowel de voorste onderwerpen als de achtergrond mooi scherp. Een grotere scherptediepte kan worden verkregen door de lensopening te verkleinen, dus een hogere diafragmawaarde te kiezen. Hoe ver verkleinen? Dat hangt van het objectief af. Het is vaak een kwestie van uitproberen. Ga je te ver, dan loop je kans op zogenoemde defractie. Dat geeft verstrooiingen, dus onscherpte. Probeer uit welke lensopening optimaal is. Vuistregel: één à twee stops onder de minimumgrootte. Let op: een kleiner diafragma laat minder licht binnen, daarom is een statief belangrijk.

2) Pas de sluitertijd aan op het onderwerp
Bij stilstaande modellen kun je gerust een lange sluitertijd gebruiken. Daardoor vang je meer licht en detail. Wil je een rijdende trein vastleggen? Gebruik dan een korte sluitertijd, zoals 1/250 of minder, om beweging te bevriezen.

3) Stel handmatig scherp
Automatische scherpstelling werkt niet altijd goed bij kleine objecten, schakel daarom over op handmatige scherpstelling en kies zelf het focuspunt.

4) Gebruik een lage ISO-waarde
De standaard ISO-waarde is 100. Door de ISO-waarde op de camera te verhogen naar bijvoorbeeld 125, 200 of 250 worden details in donkere partijen, bijvoorbeeld donkergekleurd materieel, beter zichtbaar. Proefondervindelijk is vast te stellen welke ISO-waarde het beste resultaat geeft. Kies geen hogere ISO dan nodig. Stel de ISO in op 100 of 200 om ruis te voorkomen.

5) Zorg voor zacht en natuurlijk licht
Fel flitslicht maakt onderwerpen onnatuurlijk plat en glanzend. Maak de foto daarom liever met daglicht of gebruik een diffuse ledlamp om schaduwen en glans te verzachten. Een wit vel papier kan al wonderen doen als reflectiescherm. Daglicht heeft een andere kleur dan binnenverlichting. Zet de witbalans van de camera op automatisch, deze stand werkt prima.

6) Gebruik een statief
Het gevolg van een hogere ISO-waarde en kleine lensopening is een langere sluitertijd. Daarom is een statief onmisbaar. Om trilling of bewegingsonscherpte te voorkomen, raden we aan om een kabelontspanner gebruiken of de zelfontspanner in te schakelen. Het beste is de camera op diafragmavoorkeuze in te stellen, waarbij de camera zelf de sluitertijd bepaalt. Alles zelf instellen (M) kan natuurlijk ook. Dat vergt wel enige oefening.
Bij het gebruik van een statief moet je de stabilisator (bijvoorbeeld IS bij Canon) uitschakelen. Doe je dat niet, dan raakt de camera in de war en gaat juist onscherpte veroorzaken.

7) Let op de standpunt en compositie
Fotografeer vanaf ooghoogte voor een realistisch perspectief. Probeer verschillende hoeken en composities uit.

Foto maken

Brandpuntafstand
Bij een kleine brandpuntafstand, zoals bij een groothoek (bijvoorbeeld 24 mm) is de scherptediepte groot. Bij een grote brandpuntafstand (bijvoorbeeld 150 mm) is deze juist klein.

Scherpstelafstand
De scherptediepte wordt groter naarmate de afstand tussen camera en onderwerp groter is, dus hoe verder je van het onderwerp af staat. Ga je dicht bij het onderwerp staan, dan gebeurt juist het omgekeerde.

Scherpstelpunt
Vuistregel: op ongeveer 1/3 vanaf de voorzijde van het voorwerp scherpstellen. Dan wordt het voorwerp van voor tot vrij ver naar achteren voldoende scherp. Scherpstellen kan automatisch of met de hand.

Flitsen
Zet de flitser uit als je foto’s van modelspoor maakt. De in de camera ingebouwde flitsers sturen de lichtstraal recht naar voren waardoor het centrum van de foto te licht en de randen te donker kunnen worden. Ook is er een grote kans op reflectie in ramen van spoormaterieel en huizen en op dakrondingen van rijtuigen en goederenwagens en ketels van stoomlocomotieven. Indien je over een systeemflitser beschikt die met een kabel aan de camera kan worden verbonden, kan bij een wit plafond indirect worden geflitst. Met een iets langere belichtingstijd zijn dan goede resultaten te bereiken. Maak bij voorkeur echter gebruik van daglicht.

Compositie
Fotografeer vanuit een zo laag mogelijk standpunt. Haal storende elementen, zoals verfbussen en kwasten weg. Let er bij een laag standpunt op dat er geen bomen, bovenleidingspalen en dergelijke tussen de lens en het object waarop je scherpstelt staan. Fotografeer een auto of trein die het beeld inrijdt, dat zorgt voor diepte. Zorg dat een trein niet door een mast in tweeën wordt gedeeld. Zet de camera ook neer in de modelbaan voor afwisselende foto’s.

Tot slot
Neem de tijd om te experimenteren met de verschillende instellingen. Het fotograferen van modelspoor draait om details, sfeer en het juiste perspectief. Hoe beter je jouw camera kent, hoe mooier het resultaat.

Heb je na deze informatie aanvullende vragen? Neem dan contact met ons op.